
Jurisprudentie
BC8457
Datum uitspraak2008-04-02
Datum gepubliceerd2008-04-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5586 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-04-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5586 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uwv teruggekomen van besluit. Geen proces belang meer.
Uitspraak
07/5586 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 augustus 2007, 06/1402 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Stoppelenburg, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Bij faxbericht van 18 december 2007 heeft mr. Stoppelenburg de Raad meegedeeld dat door het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar is afgegeven waarbij volledig tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van appellante. Appellante is van mening dat zij geen inhoudelijk belang meer heeft bij voortzetting van de procedure en zij heeft de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Nu het Uwv bij besluit van 4 december 2007 te kennen heeft gegeven appellante met ingang van 20 januari 2005 ongewijzigd voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt te achten is in principe het belang bij een beoordeling van het bestreden besluit komen te vervallen, tenzij van zo’n belang blijkt, bijvoorbeeld omdat verzocht is om het toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet Bestuursrecht. Nu van een dergelijk procesbelang niet is geleken, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Aangezien de rechtbank bij de aangevallen uitspraak reeds ten aanzien van de proceskosten in verband met de procedure in beroep heeft beslist, en appellante tegen deze kostenveroordeling geen hoger beroep heeft ingesteld, staan thans slechts de in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellante tot een bedrag van € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad.
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 106,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 april 2008.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.
MH